Het is zes uur, etenstijd. Stressend kijk ik naar de klok. Ik eet bij een vriendin en weet niet wat ik krijg. Ik vind het spannend. Ik word onrustig, en ik MOET bezig zijn. Ik moet mezelf beperken. Controle!
Enige tijd geleden plande ik voor en na het eten al de uren die ik moest gaan sporten. Wandelen, fietsen, elke dag verplicht buikspieroefeningen doen. Alleen maar om alles er weer af te krijgen wat ik naar binnen had gewerkt. En het liefst nog wat meer, zodat ik zeker wist dat ik niet dikker zou worden. Ik moest bewegen, en bezig zijn.
Dat het regende maakte me niet uit. Ik ging gewoon. Puur op wilskracht. Eigenlijk was ik kapot door het weinige eten en voelde ik hoe moe mijn benen waren. Maar ik moest. Ik moest bewegen. Lopen, rennen, fietsen, sporten. Calorieën verbranden. Weerstand negeerde ik, en spierpijn wilde ik niet voelen. Ik werkte het bewegen af, op een automatische piloot, zonder ervan te kunnen of mogen genieten. Ik voelde me verplicht, hoe zwak ik ook was, ik mocht niet ‘niet gaan’. Dat zou zwak zijn.
In plaats van naar de moeheid of spierpijn te luisteren, ging ik er doorheen. Een tandje bij, of een rondje extra op de wielrennersfiets. Na het eten nog een blokje om, want de onrust kon ik niet aan. Ik was eigenlijk moe, had met enige regelmaat bloedarmoede, en putte mijn lichaam tot op de laatste druppel energie uit. Ik kon me steeds minder lang concentreren, kon niet goed doorslapen en sliep slecht in. Mijn lijf ging strak staan van de spanning en stress. Mijn benen werden rusteloos, en maakten ongecontroleerde bewegingen als ik even “rustig” zat of lag.
Heel lang heb ik me helemaal niet gerealiseerd dat ik “bewegingsdrang” had (de onbedwingbare behoefte om te bewegen, door onrust of nervositeit). Ik was niet bewust van het begrip, laat staan dat ik van mezelf wist dat het niet normaal was dat ik zoveel sportte en bewoog. Net als het beperkt eten, is meer bewegen en sporten er bij mij ingeslopen, om te compenseren wat ik at.
Het bijhouden van wat en hoelang ik bewoog op een dag heeft me geconfronteerd. Hoewel ik er lang niet aan toe heb willen geven, of het baggataliseerde, heb ik door het op te schrijven inzicht gekregen. Ik keek naar mijn angst en ging patronen herkennen. Bepaalde gedachten maakten me onrustig en bang. En daarvoor wou ik letterlijk wegrennen. Omdat ik wist dat ik in een ‘ratrace’ zat, waarbij ik oneindig zou kunnen rennen zonder een bevredigend gevoel te krijgen, zag ik in dat ik er dan maar beter mee kon stoppen.
Ik maakte afspraken om mijn bewegen te minderen, ging van het eerste naar het tweede team, en kon plots een stuk minder. Door het ‘moeten’ van het sporten af te halen, voelde ik hoe ik mijn lichaam had uitgeput en hoe zeer ik het nodig had om bij te tanken. Hoewel ik moe was, vond ik het ook zwaar om ‘stil te zitten’. Toegeven aan mijn angst was eng, en het maakte me soms gek. De drang bleef zich aandringen. Ik heb mezelf nog herhaaldelijk gepusht om te blijven bewegen, om te moeten compenseren. Tot het moment waarop ik brak. Geen plezier meer had in sport, en alleen maar moe was. Lusteloos door het leven ging, en mezelf vooruit moest slepen. Ik realiseerde me dat ik niet meer sportte voor de fun, maar het doel voor mij ‘er goed uitzien’ (afgetraind zijn) was.
Door over mijn drang om te moeten bewegen te praten werden mijn angsten kleiner, kon ik het uit mijn hoofd zetten en een vertaalslag maken naar de realiteit. Door niet te gaan rennen, maar door (letterlijk) naar binnen te gaan en mijn werkelijke behoeften te ontdekken, kwam en kom ik steeds dichter bij mezelf. Rusten was (en is nog steeds soms) een hel, maar tegelijkertijd een verademing.
Inmiddels heb ik weer plezier in sport, geniet ik van de natuur als ik wandel, vind ik het genoeg als ik moe ben en ‘moet’ ik niet altijd meer. Sporten hoort leuk te zijn en je mag ervan genieten. Het is een afleiding, een cadeautje vol plezier. Net als het leven dat is.
Wees alsjeblieft zuinig op je lichaam en ga er op een liefdevolle manier mee om. Buil het niet af, maar geef het de zorg die het verdient!