Skip to main content
search
Blogs

Blog cliënt Suzanne: ‘Zo dun ben je toch niet’

By 12 januari 2016No Comments

Op het moment dat ik deze blog schrijf, sta ik aan de vooravond van een vakantie. Niet zomaar een vakantie, maar een bikinivakantie, zoals mijn eetstoornis het noemt. Oftewel; ‘gewoon’ een vakantie naar de zon en de warmte. Waar ik me tijdens de wintersport heerlijk in kan pakken en verstoppen onder 4 lagen kleding, gaan bij deze vakantie juist de kleren uit, gooi ik wat lagen van me af, letterlijk én figuurlijk.

Ik vind het eng, ben bang wat mensen van me zullen vinden. Maar rationeel kan ik me bedenken; mensen zullen er vrij weinig van vinden. Ik zal ze waarschijnlijk niet eens opvallen. Want hoewel ik me een olifant voel, bén ik dat niet. En ik ben ook niet zo dun dat mensen van me zullen schrikken. Ik zie er normaal uit. Niets zal de andere mensen aan het zwembad doen vermoeden dat ik een eetstoornis heb.

En niet alleen op vakantie zullen die onbekende mensen niets vermoeden, ook in het echte leven kan ik mijn eetstoornis vrij makkelijk verdoezelen. Vaak heb de opmerking gehoord; ‘Anorexia? Maar zo dun ben je toch helemaal niet?’ Hoewel ik al jaren rommelde met eten, namen veel mensen me pas serieus toen ik in korte tijd veel afviel en er ‘ziek’ uitzag. Dat gebeurde pas 6 jaar ná het begin van mijn eetstoornis. Zes jaar waarin ik al elke dag een gevecht met mezelf voerde. Een tot dan toe onzichtbaar gevecht. Na een aantal weken ‘ziek’ thuis door de anorexia, verscheen ik vele kilo’s lichter weer op school om wat klasgenootjes te zien. Een van die klasgenootjes vertelde me later dat ze schrok toen ze me na die lange tijd weer op school zag, omdat ik zoveel was afgevallen. Dat ze toen pas besefte hoe ernstig mijn eetstoornis was.

Zulke soort opmerkingen als ‘Zo dun ben je toch niet’, of als ik weer iets was aangekomen na een terugval; ‘Wat ziet je er goed uit’ waren, en zijn soms nog steeds, een grote trigger voor mijn eetstoornis. Het bevestigt mijn gedachte dat pas als ik erg dun ben, ik ziek mag zijn. Dat ik dan pas ‘echt’ anorexia heb, en dus ook pas hulp mag vragen als ik op een flink ondergewicht zit. Met de tijd, veel therapie en de daarbij behorende inzichten, weet ik dat bovenstaande gedachte niet klopt. Veel mensen denk dat wanneer iemand extreem mager is, de eetstoornis volop aanwezig is en wanneer iemand weer op gezond gewicht is, alles weer goed is. Maar helaas. Was het maar zo simpel…

Eetstoornissen komen in alle soorten en maten. Iemand met anorexia hoeft niet extreem mager te zijn en iemand met eetbuien hoeft geen extreem overgewicht te hebben. En vooral; een eetstoornis is niet altijd aan de buitenkant te zien. Het grootste gedeelte van mijn gevecht tegen anorexia was niet aan de buitenkant te zien. Door sommige mensen werd ik dan ook niet serieus genomen, terwijl ik ontzettend ziek was. Ik durf te zeggen dat ik nog zieker ben geweest terwijl ik op een gezond gewicht zat, dan toen ik ondergewicht had. Iets wat voor buitenstaanders moeilijk te bevatten is.

Komende week ga ik genieten. Hoop ik dat ik voor het eerst in jaren de gedacht aan een bikini-vakantie om kan zetten in een zon-vakantie, een ontspanvakantie. Hoop ik dat ik niet alleen mijn kleren van me af laat vallen wanneer ik een duik in het zwembad neem, maar dat ik ook een last van mijn schouders kan laten vallen. Ik hoef niet meer te bewijzen dat ik ziek genoeg ben om hulp te kunnen accepteren, ik hoef niet extreem mager te zijn om mijn therapie te kunnen volgen. Er zit soms een donker wolkje in mijn hoofd, een onweersbui. Maar ik hoop deze week de wolken te vervangen met wat zonnestralen en zo weer een stukje verder in herstel te komen.

Ik wil graag afsluiten met een quote die ik vaak voorbij heb zien komen en die perfect past bij deze blog. Want een eetstoornis is niet altijd aan de buitenkant zichtbaar en niet te meten aan iemands gewicht. Because eating disorders come in one size; miserable.

Suzanne

Leave a Reply

Close Menu