Skip to main content
search
Blogs

Blog oud-cliënt Liza: Het woord depressie viel

By 8 januari 2015No Comments

Toen ik een paar maanden geleden gevraagd werd te schrijven over depressieve gevoelens en, here goes, schrik niet, niet meer verder willen, zei ik ja, gesterkt door mijn eigen herstel. Avonden lang zocht ik naar woorden. Lange tijd vond ik ze niet. Want hoe vertel ik jou dit hoofdstuk uit mijn verhaal, zo persoonlijk en koud als het was? Als ik was? Waar begin je?

Ik heb besloten je niet alles te vertellen over de pijn en de brekende gedachtes die bij die periode in mijn leven hoorden. Niet omdat ik ze ontken, maar omdat ik geloof dat je er genoeg aan hebt te weten dat ik zo verdrietig ben geweest, zo zonder hoop – en dat ik niet meer wilde – maar dat ik er uit ben gekomen. En dus, geloof ik, begin ik best in het nu. Zoals ik hier nu zit, in kleermakerszit op mijn bed (mijn ‘kantoor’), m’n lange haren rommelig, m’n buikje vol, omringd door tal van notitieboekjes en losse velletjes waarop woorden gekrabbeld staan. Mijn woorden. Want dat doe ik nu. Ik schrijf. Ik leef, voorzichtig nog, mijn grootste droom. Had mij dit een poosje terug verteld, en ik had je nooit geloofd.

Ruim drie jaar terug, na jaren van worstelen met wat ik nu weet was mijn eetstoornis, zocht ik verdrietig en verslagen hulp. Uit wanhoop, niet omdat ik dacht dat ik daadwerkelijk een probleem had. Ik had geen ondergewicht, en dus mocht ik niet klagen, niet huilen, niet voelen, maar moest ik vooral sterker zijn, beredeneerde ik. Zo zat ik daar bij Human Concern, mezelf vervloekend, leeg en verloren maar vooral met zo’n pijn in dat vermoeide lijfje van me na jaren van strijd tegen – wat ik dacht was – mezelf.

Het woord depressie viel. Alles voelde zo leeg maar het gevoel in mij was toch zo immens groot. Het was na jaren van onderdrukking zó groot, dat de golf van verdriet, zelfhaat en wanhoop die me overspoelde toen ik begon te voelen niet aan kon. Ik was intens moe. Niets leek meer te lukken; mijn scriptie schrijven niet, afvallen niet (het enige waar ik zoals velen ‘geluk’ uithaalde), herstellen lukte al helemaal niet. Nooit meer was ik oprecht blij, alles werd overschaduwd door de eetstoornis. Die ik op dat punt harder nodig had dan ooit – zie daar de paradox van eetstoornisherstel.

In die tijd en de tijd erna zal ik nog vaak hebben gezegd dat ik niet meer verder wilde. Ik vond dat ik hard en lang genoeg had gevochten en dat niet van me mocht worden gevraagd dat ik dit bleef doen. Ik word nog steeds een beetje verdrietig – voel m’n buik – als ik hier aan denk. Alsof ik mezelf van toen aan de hand wil nemen en wil meenemen naar het nu. ‘Kijk, zo zal het zijn’. Achteraf gezien wilde ik graag dat iemand tegen me zei dat ik het inderdaad op mocht geven, dat ik inderdaad hard en lang genoeg had gevochten en dat ik er klaar mee mocht zijn. Maar dat deed natuurlijk niemand. Want het was niet waar. Ik was nog lang niet moegestreden. Vaak weet je pas wat je aankan, achteraf.

In die tijd begon ik ook te begrijpen dat de eetstoornis nooit zou zijn wat me gelukkig zou maken, dat het me vernietigde, en nog verwarrender: dat het iets was wat ik gebruikte om ‘het echte probleem’ te maskeren. Iets wat ik niet kon begrijpen, niet wilde accepteren. Als ik alleen maar dun was, dan zou ik toch gelukkig zijn? Was dat niet wat ik mezelf al die jaren had voorgehouden? Naast verdrietig werd ik toen ook boos. Héél boos. Had ik jaren geprobeerd iets te zijn – luisterend naar de eetstoornis – deed het dit met me?! En weer later: wilde ik eindelijk beter worden, werd het alleen maar moeilijker?! De depressie werd sterker, maar het echte helen begon.

Lange tijd verstreek, maar op den duur begon ik in te zien – na vele duwtjes in de juist richting door mijn therapeute(s) – dat als ik niet kon winnen van mijn eetstoornis, ik haar onnodig moest maken. Ik moest er dóórheen, en er vervolgens van afwijken. Want waarom vond ik mezelf niets waard? Waar was ik bang voor? En wat wilde ik nu echt? Om de pijn achter te kunnen laten moest ik opnieuw ontdekken wie ik was en wat ik wilde. Pas toen ik niet langer de oplossing in mijn eetstoornis zocht, maar mijn leven langzaam maar zeker begon te vullen met mijn passies, kon ik de eetstoornis loslaten en namen de depressieve gedachtes in kracht af. En hoewel ik dit wellicht wel het meest beangstigend vond van alles – ontdekken wie ik was zonder eetstoornis – was dit de strijd en de pijn en alle tranen meer dan waard. En hoewel het ook vandaag nog werken is aan herstel, weet ik dat ik zal herstellen. Omdat wij niet onze eetstoornis zijn. En wij zijn niet onze angst.

We zeggen vaak: ‘als je een eetstoornis hebt, houdt je niet van jezelf’. Zo voelde het lange tijd ook. Nu geloof ik dat dit slechts deels waar is. Ja, ik voelde veel zelfhaat, een afkeer voor mezelf, maar dat was ik niet. Het klopt dat ik opnieuw heb moeten leren van mezelf te houden, maar diep van binnen heb ik dit altijd gedaan. Dat is het verdriet – geloof ik – dat ik voelde. De pijn was het ontkennen van mezelf, het negeren van mijn échte gevoelens en de wensen van mijn hart; een groot verdriet leefde in mij omdat ik me liet leiden door angst. En de eetstoornis. Hoe anders het is vandaag.

Leven zonder eetstoornis is nog steeds leven. Het doet soms pijn, is soms beangstigend, maar het is leven. En zo is ook herstel. De mooie dingen zullen je steeds beter bereiken, je vervullen met blijdschap. Je zult zelf je veilige plekje zijn.

Als ik je iets mag meegeven, als ik iets mag zeggen waarvan ik hoop dat je het hoort, is het dit: er is een innerlijke kracht in jou, en vertrouw me wanneer ik zeg dat deze kracht veel sterker is dan alles wat dat lichtje in jou probeert te doven. Weet dit van jezelf en het zal alleen maar groeien.

Liza

Leave a Reply

Close Menu