Hoe ongeloof en hoop naast elkaar kunnen bestaan
‘In de vijfdaagse dagbehandeling leerde ik vooral normaal eten.’ Het is een zinnetje dat ik vaak gebruik als ik mijn eigen verhaal vertel. Het betekent niet dat ik daar niet méér geleerd heb, maar voor mij lag het accent vooral op het eten. Daar had ik zelf een groot aandeel in, want om me echt te openen en mijn diep verstopte kwetsbaarheden aan te gaan, was het nog te vroeg. Ik voelde me niet veilig in mezelf, in de groep en in de wereld en had het op dat moment nog nodig om een groot stuk van mijn kwetsbaarheid te verbergen. (Om me vervolgens wel te irriteren als we weer een eetdagboek gingen bespreken van een groepsgenootje waarin ze had beschreven waarom ze wel of niet jus over haar aardappels wilde gieten. Dat vond ik dan zo oppervlakkig.)
Nu, terugkijkend op mijn eigen behandeling, zat ik eigenlijk vol kritiek. Eén van de ergste onderdelen vond ik het blok ‘psycho-educatie’. Omstebeurt een kaartje omdraaien met een thema erop en hier iets over vertellen, of een betoog krijgen van de sociotherapeut over waarom braken zo gevaarlijk is of waarom het voor je lichaam belangrijk is om vetten binnen te krijgen. Ik vond het allemaal maar onzin, dacht alles wat écht belangrijk was al wel te weten en de rest interesseerde me niet. Natuurlijk wist ik dat braken slecht was voor je tanden, maar op dat moment vervulde het braken nog zo’n belangrijke functie (ontladen en troost-eten kwijt raken), dat het voordeel absoluut won van het nadeel. Bovendien had ik de tandarts nog nooit gehoord over mijn tanden, dus schaarde ik mezelf -zoals de meesten dat doen- bij de groep ‘dat overkomt mij niet’. En ben ik elke tandartsbeurt opnieuw huiverig dat ik met terugwerkende kracht alsnog de sjaak ben…
Deze psycho-educatie werd gegeven door een sociotherapeut en een ervaringsdeskundige. De enige keer dat ik aandachtig oplette en niet aan het bedenken was hoe ik de verplichte derde boterham van het ontbijt weer kon compenseren, was toen zij haar eigen verhaal vertelde. Er waren vele overeenkomsten tussen haar en mijn verhaal, alleen vertelde zij in de verleden tijd en zat ik er nog middenin. Er ontstond hoop. Zij had haar hobby’s terug gevonden, vertelde krachtig over haar proces, durfde ruimte in te nemen, straalde en – voor mij destijds belangrijk- was niet dik geworden toen zij normaal was gaan eten en stopte met haar eetbuien. We zijn inmiddels tien jaar verder, maar ik denk dat ik haar figuur nog steeds uit kan tekenen, zo goed heb ik haar vormen destijds bestudeerd. Wonderlijk vond ik het. Het kón. Zij werd voor mij het bewijs dat het kon, dat je van niet meer weten wie je bent, niet meer weten wat je leuk vindt, niet meer weten hoe je nog met vrije tijd om moet gaan en niet meer genieten uiteindelijk toch echt kunt herstellen en kunt gaan Leven.
Alle andere keren dat we weer themakaartjes bespraken of moesten luisteren naar hoe erg braken was, luisterde ik half en keek ik vooral veel en vaak stiekem naar haar. Omdat het kon. Omdat het haar was gelukt, en – ook al wist ik nog steeds niet hoé en kon ik echt niet geloven dat ik ooit niet meer zou wíllen braken of meer kilo’s zou kunnen verdragen- het mij dan toch ook zou moeten kunnen lukken.
Sandra van den Oever – Van der Niet
Ervaringsprofessional Human Concern