Ervaringsprofessional Fleur: “Mijn eetstoornis is mijn kracht geworden”
Onze Ervaringsprofessional Fleur is 30 jaar oud en werkt sinds november 2019 bij Human Concern. Hier zet zij haar eigen ervaring met een eetstoornis in bij de behandeling van cliënten op onze locatie in Nijmegen. In een openhartig gesprek vertelt Fleur over haar eetstoornis, haar weg naar herstel en hoe haar ervaring met een eetstoornis haar uiteindelijk motiveerde anderen te helpen.
Het begin van mijn eetstoornis
Bij ons in de familie was het heel normaal om troost te vinden in eten. Bij elk moment kreeg je iets lekkers. Als je iets goeds had gedaan kreeg je bijvoorbeeld taart en als je even steun nodig had een zak snoep. Daardoor heb ik van jongs af aan een verstoorde relatie gehad met eten. Dit had ik echter niet door, want voor mij was dit eetpatroon heel normaal. Mijn ouders zeiden er ook nooit wat van, ondanks dat ze wel doorhadden dat ik nog drie tosti’s at vlak voor het avondeten.
Mijn emoties reguleerde ik door te gaan eten. Zo troostte ik mezelf met eten als ik het gevoel had iets niet goed (genoeg) te hebben gedaan. Dit konden veel kleine dingen zijn zoals op de basisschool geen tien krijgen voor topografie, of een keer een antwoord op een vraag niet weten. Dit gaf mij een vervelend en onzeker gevoel, wat vaak lang kon blijven hangen. Om dit gevoel weg te maken troostte ik mijzelf met eten. Op dat moment heb ik er nooit echt bij stilgestaan dat dit eetpatroon misschien iets betekende.
Een masker op
De middelbare school leek aardig te gaan. Iedereen dacht altijd: wat een slim meisje die Fleur, zij komt er wel. Wat niemand doorhad was dat ik diep van binnen heel onzeker was. Stiekem was ik erg verlegen en had ik een heel negatief zelfbeeld. Alleen had ik gewoon een heel groot masker op. In de brugklas kwam ik erachter dat ik dyslectisch was. Hierdoor kon ik best veel dingen daarop afschuiven als ik iets minder goed kon. Ik was met alles ontzettend faalangstig en ik mocht van mezelf geen fouten maken. Mijn klasgenoten hadden niet door dat ik hier last van had. Als er bijvoorbeeld een presentatie gedaan moest worden zei iedereen “Oh Fleur die kan dat wel”. Ik deed het daarom dan wel, ondanks dat ik het super eng vond. Die angst wilde ik niet laten zien aan mijn klasgenoten. Ik was heel erg bezig met mezelf sterker en anders voordoen dan ik echt was.
Roeien als uitweg
Na de middelbare school ben ik op mijn achttiende gaan studeren in Groningen. Ik kom uit Arnhem en eigenlijk ging iedereen die uit Arnhem kwam studeren in Utrecht of Nijmegen. Ik wilde per se in Groningen studeren. Ik wilde weg van iedereen en uit huis wonen. In Groningen ben ik begonnen met wedstrijdroeien. Dat begon met één keer per week, maar dat werd al snel steeds vaker.
Ik was net begonnen met studeren in Groningen, had mijn draai gevonden en had het erg naar mijn zin. In het weekend ging ik in het begin nog vaak naar mijn ouders toe. Ik heb altijd een goede band met mijn moeder gehad. Wij deden vaak dingen samen, dus ze vond het altijd leuk als ik weer een weekendje naar huis kwam. Helaas kreeg mijn moeder borstkanker toen ik net in Groningen woonde. Dat heeft ontzettend veel impact gehad op mij. Ik was erg bang mijn moeder te verliezen, omdat er een aantal andere familieleden al eerder waren overleden aan kanker. Om met het slechte nieuws om te gaan ben ik veel gaan sporten en at ik mijn gevoelens weg.
Na mijn studie in Groningen wilde ik mij meer focussen op het roeien, dus ben ik naar Leiden ben verhuisd om vervolgens ook daar door te studeren voor een Master. In de praktijk kwam het erop neer dat ik alleen maar bezig was met roeien en nooit naar de universiteit ging. Ik trainde twee keer per dag op een hoog niveau. Het enige wat ik nog deed was roeien, eten en slapen. Vanwege mijn lage zelfbeeld dacht ik dat ik mijn Master niet zou halen en dat roeien het enige was dat ik wél kon. Het enige beetje zelfvertrouwen wat ik nog had, haalde ik uit het roeien.
Na een tijdje ben ik mezelf gaan afvragen waarom ik eigenlijk roeide. Het liefst wilde ik namelijk gewoon mijn studie afmaken, mijn sociale leven weer oppakken, werken en uiteindelijk een gezin. Toen ik me dat realiseerde ben ik gestopt met roeien en ben ik in Nijmegen gaan studeren. Daar vond ik een studie die beter bij me paste en die ik leuk vond. Eenmaal in Nijmegen aangekomen leek het eventjes prima te gaan.
Ondanks dat ik was gestopt met roeien, ging ik ondertussen veel wielrennen en hardlopen, waardoor sport weer een grote rol in mijn leven kreeg. Hierdoor kreeg ik ook veel meer en duidelijkere eetbuien. Dit kwam doordat ik overdag te weinig at omdat ik heel graag wilde afvallen. Hierdoor kreeg ik na het sporten en vooral ‘s avonds juist heel veel trek. Uiteindelijk had ik elke avond eetbuien en heb ik besloten om naar een psycholoog te gaan.
In behandeling voor boulimia
Al tijdens het eerste gesprek vertelde de psycholoog mij me dat ik de eetstoornis boulimia had. Dat was heel confronterend en ik kon het toen eigenlijk ook nog niet geloven. Iedereen sport toch zo vaak? Zo veel eet ik toch niet? Je ziet helemaal niks aan me? Mijn psycholoog raadde me aan om me aan te melden voor dagbehandeling bij een eetstoorniskliniek. Ik ben daar naartoe gegaan, maar toen ik deze dagbehandeling eenmaal volgde, besefte ik nog steeds niet dat ik een eetstoornis had. Toen zelfs mijn medecliënten opmerkten dat ik veel te veel aan het sporten was, viel het kwartje pas dat het echt niet goed met me ging. Ik merkte dat ik eigenlijk vooral in de avond mijn eetbuien had. Dit moest ik dan ook elke avond compenseren, dus ben ik een paar keer om 12 uur ’s nachts door Nijmegen gaan fietsen om die eetbuien te compenseren. Ik heb een keer mijn zusje huilend opgebeld en gezegd: “ik ben echt gestoord, dit slaat nergens op. Ik wil hier vanaf”. Dit was echt het moment waarop ik mij heel goed besefte dat ik een eetstoornis had en dat ik er iets aan wilde doen.
Hierna ben ik vrijwillig de kliniek in gegaan, wat ik alsnog heel lastig vond. Ik had maar een beetje overgewicht en geen ondergewicht, waardoor ik dacht dat het niet erg genoeg was en dus niet in een kliniek voor eetstoornissen thuis hoorde. Later besefte ik dat juist deze gedachtegang gevaarlijk kan zijn, omdat gewicht lang niet altijd iets zegt over de ernst van een eetstoornis. Maar op dat moment was het voor mij belangrijk om van andere mensen te horen dat ze vonden dat ik juist wél in behandeling moest voor mijn eetstoornis. Eenmaal in behandeling had ik geen mogelijkheid meer tot sporten. Hierdoor mocht ik niet meer eten van mijzelf, omdat ik het er dan vervolgens niet af kon sporten. Op dat moment besefte ik dat ik toch wel heel diep in mijn eetstoornis zat en veranderde mijn eetstoornis hierdoor van boulimia meer richting anorexia.
Durven delen
Een doorbraak voor mij kwam tijdens een sessie groepstherapie. Hierin heb ik durven delen hoe ik mij voelde en liet ik mijzelf toe om te huilen. Ik heb veel momenten gehad dat mijn psycholoog zei: “Fleur, ik zie dat je op het randje van huilen zit, maar je houdt het zó tegen.” En dat klopte, want zelfs na weken in de kliniek had ik nog steeds mijn vertrouwde masker op. Mijn psycholoog bleef wroeten en prikken, waardoor ik uiteindelijk brak. Ik voelde me toen zo kwetsbaar. Juist doordat groepsgenoten ook hun kwetsbare kant aan mij toonden, voelde ik de ruimte om kwetsbaar te zijn en mijn verhaal te delen. Ik heb hierdoor geleerd om mijn gevoel op een gezonde manier te uiten. Dus door het te delen en met vrienden te praten over hoe ik mij voelde.
In het begin vond ik dit heel moeilijk omdat ik mij enorm schaamde. Maar ik ben ook gaan inzien dat mensen mij beter konden begrijpen als ik meer deelde. Het delen van mijn gevoelens was voor mij echt de doorbraak voor mijn herstel. Ik had de eetbuien niet meer nodig, omdat ik ging inzien waar die eetbuien allemaal vandaan kwamen. Ik was niet geboren met een eetstoornis, maar de eetstoornis heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld.
Masker af
Hierna ben ik van de klinische behandeling voor mijn eetstoornis overgestapt naar het voeren van gesprekken met een psycholoog. Tijdens deze gesprekken ben ik verder gaan graven naar wat er achter mijn eetstoornis schuilde en welke functie de eetstoornis voor mij had. Samen met mijn psycholoog ben ik ook heel erg naar mezelf gaan kijken. Wie ben ik en wat wil ik eigenlijk? Ik voldeed altijd aan verwachtingen van anderen, maar heb in mijn leven nauwelijks keuzes voor mezelf gemaakt. Na dit besef ben ik meer dingen gaan doen die ik leuk vond en wilde doen. Ik ben weer gaan tennissen, niet om calorieën te verbranden, maar omdat ik het een leuke sport vindt waar veel gezelligheid bij komt kijken. Ik ben ook weer gaan studeren, maar dan wel op mijn eigen tempo. Het maken van mijn eigen keuzes heeft mij weer wat losser gemaakt van mijn eetstoornis. Ik ging inzien dat ik niet alleen maar iemand was die goed kon sporten, maar dat ik ook werd gewaardeerd voor de persoon die ik was.
Na deze therapie heb ik mijn weg even zelf bewandeld, maar kwam later toch weer wat hobbels en bobbels op mijn weg tegen. Zo merkte ik dat ik nog steeds geneigd kon zijn negatief naar mijzelf te kijken. Hiervoor ben ik weer behandeling gegaan. Dit was lastig, omdat ik dacht eindelijk uitbehandeld te zijn. Weer in behandeling gaan voelde eerst als falen, maar later zag ik in dat dit juist was wat ik nodig had. Nu zie ik dat het geen falen was, maar juist lief zijn voor mezelf, mezelf gunnen wat ik op dat moment nodig had.
De stap naar Human Concern
Ik studeerde tijdens mijn eetstoornis al pedagogische wetenschappen, met het idee om kinderen met leerproblemen te helpen. Ik ben zelf dyslectisch en weet uit ervaring hoe vervelend dit kan zijn. Het leek mij erg mooi om mijn ervaring in te kunnen zetten en juist deze kinderen te helpen. Ik heb zelf nooit de juiste hulp gehad die ik nodig had en wilde dit juist voor kinderen wel bieden.
Toen ik hersteld was van mijn eetstoornis ben ik mijn Master gaan doen en dat betekende dat ik mijn specialisatie moest gaan kiezen. Ik had aan het begin van mijn studie dus het idee om richting leerproblemen af te studeren, maar ik merkte een sterk verlangen om ook richting angst- en stemmingsstoornissen af te willen studeren. Hier had ik immers zelf ook ervaring mee gehad.
Eigenlijk was het idee van beide specialisaties hetzelfde: mensen helpen met problematiek die ik zelf ook ervaren heb. Ik kreeg steeds meer het gevoel dat ik iets voor mensen met een eetstoornis kon gaan betekenen en dit wilde ik ook erg graag. Om deze reden ben ik in twee richtingen afgestudeerd: leerproblemen en angst- en stemmingsstoornissen. Ik wilde graag mensen met een eetstoornis helpen, omdat ik wist hoe ontzettend beperkend een eetstoornis kan zijn. Ook wilde ik graag een luisterend oor zijn en iemand die hun problemen en gedachten kon begrijpen, omdat ik begrip voor mijn eetstoornis helaas altijd gemist heb in mijn behandeling. Ik wilde ervoor zorgen dat anderen met een eetstoornis dit begrip wel zouden kunnen krijgen omdat je omgeving het ook niet altijd kan begrijpen.
Dat is voor mij de reden geweest om bij Human Concern te solliciteren. Ik las de vacature en ik had meteen het gevoel dat dit mijn droombaan zou kunnen zijn. Werken met mijn eigen ervaring en werken met mijzelf om anderen te kunnen helpen die met een eetstoornis worstelen: mooier kon het niet! Bij veel andere instellingen voor eetstoornissen werken ze niet met mensen die zelf een eetstoornis hebben gehad. Het feit dat dat hier wel gebeurd vind ik heel waardevol.
Werken bij Human Concern
Mijn eetstoornis die ik vroeger altijd zag als zwakte, is nu mijn kracht geworden. Ik ben blij dat ik kan zeggen dat ik echt de baan heb gevonden die bij mij past. Er is niets mooiers dan mensen helpen die de stap naar de hulpverlening hebben gezet. Om samen te zoeken naar waar die eetstoornis voor wordt ingezet en hieraan te werken. Het is voor mij heel belangrijk dat ik op een plek werk waar ik mezelf kan zijn. Omdat ik mij vroeger vaak achter een masker verschuilde, zocht ik een plek waar ik mij prettig voelde. Ik denk dat dat voor mij het allerbelangrijkste is wat ik hier bij Human Concern gevonden heb. Ik vind het bijzonder hoe mijn eetstoornisverleden nu echt mijn kracht geworden is. En ook dat ik in deze jaren al veel heb kunnen bijdragen. Het is heel bijzonder dat mijn eigen ervaring heel belangrijk is voor het herstel van mijn cliënten. Sommige cliënten hebben hele grote keuzes gemaakt in hun leven en daar ben ik ontzettend trots op. Trots op mijn cliënten én op mijzelf.