De kleine opmerking waren het meest pijnlijk
Ik ben opgegroeid in een klein dorp waar ik ook naar de basisschool ging. Ik kende iedereen, en iedereen kende mij. Hoewel dit voor mij een heel fijn gevoel was, vond ik het ook benauwend dat ik iedereen kende. Ik voelde me altijd een soort van in de gaten gehouden.
Ik was geen moeilijk kind, maar met emoties kon ik slecht omgaan. Als ik ruzie kreeg met mijn ouders rende ik naar mijn kamer. Dit was frustrerend voor zowel mijn ouders als voor mijzelf. Mijn ouders wisten vaak niet waarom ik boos was, en omdat ik nooit alles eruit gooide, hield ik het binnen. Mijn moeder ging daardoor vaak voor mijn kamerdeur staan, zodat ik niet weg kon en mezelf moest uiten.
Door deze situaties werd ik door mijn ouders vaak omschreven als een ‘binnenvetter’. Een sticker waarmee ik, achteraf gezien, niet zo blij was omdat het mij in een hokje stopte. Ook werd ik vaak met mijn zus vergeleken, wat mij het gevoel gaf dat ik meer op haar moest lijken. In mijn herinnering waren het vooral mijn ouders die dat deden, al twijfel ik de laatste tijd over hoe vaak dit daadwerkelijk is gebeurd. Uit mijn behandeling is namelijk gebleken dat ik vaak de kleine dingen heel erg heb opgeslagen, waardoor het lijkt alsof het heel vaak is gebeurd. Niettemin waren het ook deze kleine opmerkingen die tussen neus en lippen door werden gezegd die pijnlijk waren. Kleine dingen als ‘je zus doet dit’, of ‘waarom doe jij dit, je zus doet dit nooit’.
Vanaf mijn 13e/14e ontwikkelde ik een eetstoornis, hoewel dit proces al jaren bezig was. Toen ik een jaar of acht was pakte ik al stiekem snoepjes of haalde ik van mijn zakgeld eten. Doordat ik al wat steviger was en mijn moeder vaak haar zorgen uitte dat ik wellicht morbide obesitas zou krijgen, had ik het gevoel dat ik niet mocht snoepen. Ook waren het opmerkingen als ‘zo is het wel genoeg Heleen’ die ervoor zorgde dat ik overat op de momenten dat het kon. Het is niet zo dat ik een moeilijke jeugd heb gehad, integendeel, ik had een hele fijne jeugd. Alleen net zoals iedereen zijn er wel dingen gebeurd die ik heel erg op heb geslagen. Dingen die ervoor zorgde dat ik bepaalde ‘kernovertuigingen’ kreeg zoals: dikke mensen zijn vies, dikke mensen zijn lui, dikke mensen zijn onaantrekkelijk. Deze overtuigingen veranderde op een gegeven moment naar: ik ben vies, ik ben lui en ik ben onaantrekkelijk. Uiteindelijk waren het deze kernovertuigingen die mijn eetstoornis voedde.
Lastige start in een nieuwe stad
Na de middelbare school had ik besloten om rechten te gaan studeren in Groningen, wat ver weg was. Mijn start in Groningen was lastig en ik kon moeilijk een kamer vinden. Toen ik eenmaal een kamer had, voelde ik me er totaal niet op mijn gemak en ben ik twee maanden later weer verhuisd. Daarnaast had ik in mijn hoofd dat mijn leven fantastisch zou gaan worden als ik eenmaal in Groningen woonde. Ik zou gaan afvallen, een leuke groep met vrienden krijgen, een vriend, alles!
Alleen verliep mijn studie totaal niet zoals ik had verwacht, ik vond het niet leuk en kreeg last van faalangst. Ik had weinig aansluiting met mensen van mijn studie en vereenzaamde langzaamaan. Dit kwam ook doordat ik me steeds meer terugtrok. Ik leefde van eetbui naar eetbui en zat veel op mijn kamer waar ik series en films keek terwijl ik een eetbui had. Iedere dag ging ik naar de supermarkt, waar ik ijs, koeken, chips, chocola en pizza haalde. Meestal had ik in mijn hoofd om voor meerdere dagen te kopen, waarna alles in één of twee dagen al op was. Uiteindelijk ging ik niet meer naar de lessen en was mijn eetstoornis nog het enige waar ik mij mee bezighield. Na het eerste semester had ik geen enkel vak gehaald en besloot ik te stoppen met mijn studie. Het voelde alsof ik enorm gefaald had, zeker omdat stoppen betekende dat ik weer thuis ging wonen.