“Vier jaar geleden had ik nog nooit van Human Concern gehoord. Wel wist ik alles van anorexia, aangezien ik dat zelf heb gehad van m’n dertiende tot negentiende. Later kwam het stilletjes terug en nu hadden we te maken met mijn dochter die ook was gediagnosticeerd met anorexia. Zij was net geslaagd voor het gymnasium, maar helaas ging het ontzettend slecht met haar. Zo slecht, dat ze zelfs moest worden opgenomen in een kliniek voor eetstoornissen.”
Hoe kon ik streng zijn voor mijn dochter over zoiets als eten?
“Eerst was ik vooral geschrokken, maar ook boos op mezelf dat ik het niet eerder gemerkt heb. Vervolgens deed ik heel erg mijn best om haar te helpen. Talloze keren ben ik naar de kliniek gereden met de auto om haar op te halen op vrijdagmiddag, om haar vervolgens op zondagavond weer terug te brengen. En natuurlijk gingen mijn man en ik mee om met therapeuten daar te praten. Maar ik was bijna net zo verontwaardigd als mijn dochter over de hoeveelheden die ze moest eten… En als ze huilde dat het niet lukte, was ik de eerste die meevoelde en zei dat dat niet erg was. Ik voelde zelf nog de aloude weerzin van gedwongen worden om te eten, verplicht aankomen, calorierijke toetjes waar ik misselijk van werd… Ik denk dat mijn dochter niet zoveel had aan mij als meevoelende moeder. Maar hoe kon ik streng zijn over zoiets als eten? Wat verwachtten ze daar van mij?”
Het besef dat de eetstoornis er nog steeds was
“De kliniek zette er vanaf het begin vraagtekens bij in hoeverre ik eigenlijk hersteld was, wat confronterend was. Ik dacht aan de tijd dat ik zestien was en uitgeput in het ziekenhuis lag, dan viel het nu toch ontzettend mee? Maar zij vergeleken mij met ‘normale’ vrouwen van rond de vijftig. Ik vond dat ik hersteld was omdat ik suiker in m’n koffie deed. Zij vonden mijn gewicht nog te laag en daarmee geen goed voorbeeld voor de kinderen. Toch stond ik niet voor therapie open en had ik er ook geen tijd voor. Ik was veel te druk met zorgen voor anderen.”
“Drie jaar geleden ging het al een stuk beter met onze dochter. Ondanks dat ze nog hulp kreeg van de kliniek, vertelde iemand anders weleens over Human Concern. Zij had gehoord dat die ook heel goed waren. Ze hadden zelfs een huis in Portugal! ‘Leuk’ dacht ik een beetje cynisch, ‘hebben we nog niet genoeg therapeuten gehad of zo?’. Toch hield ik het ergens in mijn achterhoofd. Misschien wilde zij ooit ergens anders behandeld worden.”
“Wéér een jaar verder. Ik zorgde wel voor mijn kinderen, maar niet zo goed voor mezelf. Per definitie ging ik over m’n grenzen en daardoor was ik snel moe. Met zes kinderen heb je toch geen tijd om uit te rusten? Er moest altijd wel een was opgehangen worden, het brood was op, of er moest weer een kind naar sport gebracht worden. Tijdelijk had ik iets meer gegeten, om de kliniek te overtuigen dat ik geen eetstoornis had. Maar eigenlijk beviel dat me helemaal niet, aangezien ik er een aantal kilo’s van aankwam. Ik deed het voor de kliniek, maar niet voor mezelf. Vaak was ik onrustig en moe en helemaal niet zo gelukkig. Wat was er toch met mij aan de hand?”