Haar jeugd kenmerkte zich door grote verliezen en een constant gevoel van onveiligheid. Op haar tweede verloor ze haar moeder aan borstkanker, op haar 7e overleed haar vader aan een zeldzame bloedziekte. Volgens de wens van haar vader werd ze opgenomen in het gezin van overburen waar ze tijdens zijn ziekenhuisopnames al vaak verbleef. Met familie was nauwelijks contact. Na een goede eerste periode bij dit pleeggezin veranderde de sfeer: steeds vaker werd ze fysiek en geestelijk mishandeld. Letterlijk en figuurlijk de grond in getrapt. Constant kreeg ze het idee dat ze niet goed genoeg was, en zo zeker was ze al niet van zichzelf.
In groep 7 begon ze stiekem eten weg te gooien en verruilde ze Twixen en Marsen voor gezondere snacks. Als tiener begon ze met het beschadigen van zichzelf, dat was een pijn waar ze controle over had. Een schreeuw om hulp. Via social media kwam ze in contact met aangetrouwde familie. Zeventien jaar was ze toen. Een paar keer sprak ze in het geheim met hen af. Ze durfde hen in vertrouwen te nemen over haar problemen, waarop deze mensen haar uitnodigden om tijdelijk bij hen te komen wonen. Zachtjes aan verzamelde ze de moed om weg te lopen. Op een zondag belde ze hen met de vraag of ze haar NU wilde komen halen. Het pleeggezin was aan het sporten: “Ik was zo gespannen dat ze eerder thuis zouden komen, het was me immers goed duidelijk waartoe ze in staat waren.”
De vlucht lukte
De vlucht lukte, later zou ze onder politiebegeleiding haar sleutels inleveren en andere spullen halen. Gek genoeg voelde ze zich niet beter in deze nieuwe omgeving met mensen die het goed met haar voor hadden. “Ik had zo gedacht dat ik enorm opgelucht zou zijn, maar de eetstoornis kreeg me steeds meer in haar greep. Ik kreeg ook eetbuien en vervolgens braakte ik. Rond augustus was er psychologische hulp voor me beschikbaar, maar al snel bleek dat ze daar niet veel voor me konden doen. Zij adviseerden een opname in een kliniek voor eetstoornissen. Ondertussen kreeg ik contact met een nicht van mijn vader en logeerde ik daar af en toe. ‘Waarom kom je niet hier wonen?’, vroeg ze. ‘We willen je graag helpen. En hier ben je ook dichter bij de rest van de familie.’“
“Op oudejaarsdag 2008 verhuisde ik van Leiden naar Hendrik Ido Ambacht. Bijkomend voordeel was dat ik nu niet meer dicht bij m’n eerste pleegezin woonde. Toch ging het verder bergafwaarts. Hierover voelde ik me schuldig: nu was ik weer bij mensen die om me gaven en lukte het me nog steeds niet om de cirkel van niet-eten, overeten en braken te doorbreken, ondanks hun hulp hierbij. In maart vertrok ik naar de kliniek en al snel zag ik in dat het er alleen maar draaide om eten en aankomen. Het stukje extra creatieve therapie vond ik prettig, maar hielp me niet het dode punt over. Ook vlogen de kilo’s die ik de eerste maanden was aangekomen er in de laatste maanden weer vanaf. Op hun advies ging ik begeleid wonen na mijn ontslag uit de kliniek, omdat ik niet kon aarden in een gezin. Daarnaast raadden ze dagbehandeling aan voor de onderliggende problematiek. Na vier weken kon ik bij deze opvang (in eerste instantie tijdelijk) vertrekken, omdat ik teveel was afgevallen. Dit zorgde ervoor dat ik niet bij mijn gevoelens kon komen. ‘Prop je maar vol’, zeiden ze. Maar dat zeg je toch niet tegen iemand met een eetstoornis!”
Opeens had ik er genoeg van me zo rot te voelen
“Op eigen initiatief zocht ik in 2009 hulp bij een ervaringsdeskundige Psycholoog van Stichting Human Concern – centrum voor eetstoornissen. Het lukte me in die periode om school op te pakken, voorzichtig vrienden te maken en werk te vinden. Toen deze psycholoog wegging bij Human Concern vond ik het ook mooi geweest. Ik was alle therapieën zat. Maar de eetstoornis zat er nog, m’n BMI was veel te laag. Ik viel hard terug toen een vriendin zelfmoord pleegde. M’n gewicht bereikte een nieuw dieptepunt. Voortdurend had ik het gevoel dat ik zou flauwvallen.”
“Van het ene op het andere moment had ik er genoeg van om me zo rot te voelen. Hoe dit ontstond, weet ik niet meer. Ik ging overeten, maar stopte met braken, omdat ik me daarvan zo slecht ging voelen. In die periode kreeg ik m’n eerste huisje toegewezen, het ging best goed. Maar opeens deed zich een incident voor met mijn nicht. Ik besloot een rechtszaak aan te spannen, die nog steeds loopt. Reden voor mijn hele familie om het contact met mij te verbreken. Ik had nu helemaal niemand meer. De kilo’s vlogen eraf, eten kostte me veel moeite. Ik besloot mijn opleiding een jaar stil te leggen, zodat ik me kon focussen op mijn herstel.”
“Weer klopte ik aan bij Human Concern en meteen voelde ik een klik met mijn therapeut. Ik kwam erachter dat ik in het pleeggezin niets had geleerd over gevoelens. Gaandeweg leerde ik gevoelens herkennen, maar op een gegeven moment liepen we vast. Als mensen te dichtbij me komen, dan trek ik onbewust een muur op en ben ik niet meer te bereiken. Ik had meer hulp nodig dan één keer per week. Daarom raadde mijn therapeut me het klinische boost-programma van Human Concern ‘Be-LeeF!’ aan in Portugal. Inmiddels was het 2014.”
Bij de eetstoorniskliniek Be-LeeF! leerde ik dat ik er mag zijn
“Ik heb Be-LeeF! als een héél bijzondere tijd ervaren. Mijlenver werd ik er uit m’n comfortzone gehaald en toch voelde ik me er veilig. Vluchten was niet mogelijk met 24 uur per dag therapeuten om me heen en geen contact met de buitenwereld. Ik was er echt op mezelf aangewezen. Soms dacht ik: help, jullie komen te dichtbij, waar moet ik heen met al mijn gevoelens, maar toch was het oké. Daar leerde ik mezelf kennen. Ik had echt geen idee wie ik was. Ik kwam in contact met mijn kleine ik, met de vrolijke, kleine Melanie. Er is daar een keerpunt gekomen, waardoor ik me meer open durfde te stellen. De muur brokkelde steeds verder af. Met hulp van al deze lieve en kundige mensen leerde ik dat ik er mag zijn, dat ik de ruimte mag innemen en dat het oké is om mijn emoties te laten zien. Mijn zelfvertrouwen groeide.”
“In Portugal kwam ook een gebeurtenis uit het pleegezin naar boven, waarbij een van de eigen kinderen minder mocht eten omdat ze wilde afvallen. Mij was dit verboden. Ik had nooit eerder begrepen dat hierdoor mijn eetstoornis ook werd getriggerd. Ik wilde meedoen, er ook bij horen. Tot dan toe had ik aangenomen dat de eetstoornis alleen was ontstaan uit zelfbescherming.”
“Eenmaal thuis kon ik me echt openstellen voor mijn Therapeut, waardoor we meer tot de kern konden doordringen. Eén simpele oefening heeft me enorm geholpen: elke dag schreef ik drie positieve dingen over mezelf op. Het deed me beseffen dat er altijd wel iets positiefs te ontdekken viel in wat ik had gedaan, hoe slecht een dag ook verliep. Ik groeide zichtbaar en leerde praten over wat me bezighield, of ging sporten als ik het even niet meer wist. Zo kon ik de eetstoornis achter me laten. Ondertussen slaagde ik cum laude voor mijn fotografie-opleiding en ging ik fulltime aan de slag in het verpleeghuis waar ik al werkte. Ik leerde op mijn werk ook veel over mezelf en merkte hoezeer ik groeide. Steeds beter lukte het me om echt contact te maken met de bewoners, durfde ik hen vragen te stellen en grapjes te maken. Ook leerde ik me uit te spreken en voor mezelf op te komen. De angst dat mensen mij dan dom vinden, boos worden of zich gekwetst voelen, werd minder. Ik kreeg het gevoel dat ik leefde, iets dat ik niet eerder had ervaren.”
Alleen maar zeker niet eenzaam
“De behandeling bij Human Concern heb ik begin 2016 afgesloten. Ik ben nogmaals verhuisd en heb voor het eerst het gevoel van een thuis: mijn plek met mijn twee katten én sinds kort een vriend, die ik overigens al jaren ken. Op mijn werk heb ik een opleiding tot verzorgende aangeboden gekregen, die ik met beide handen aangrijp.”
“Laatst deed zich op mijn werk iets voor wat me lang onwaarschijnlijk heeft geleken. ’s Ochtends viel me op dat een meneer er ziek uitzag. Dit vertelde ik aan een collega, die een niveau boven mij werkt. Ze zou naar hem gaan kijken, maar dit gebeurde maar niet. ‘Je moet echt even bij hem gaan kijken’, heb ik een paar keer gezegd. ‘Het is niet goed.’ Toen ik een paar dagen later weer op het werk kwam, bleek dat deze meneer was opgenomen in het ziekenhuis. Ik had het dus goed aangevoeld. En dat terwijl gevoelens zoveel jaren lang mijn ergste vijand zijn geweest. En nu kan ik deze zelfs gebruiken voor het welzijn van anderen.”
“Laatst vroeg iemand aan me: ben jij niet eenzaam? Ik ben misschien alleen, maar zeker niet eenzaam. Ik voel me juist heel rijk: heb alles wat ik wil en nodig heb. Heel blij ben ik met mijn twee beste vriendinnen, mijn nieuwe schoonfamilie én de vriendin van mijn vader met wie sinds een paar jaar weer contact heb. Twee jaar lang hadden zij een relatie. Zij heeft destijds geprobeerd contact met mij te houden maar het pleeggezin stond dit niet toe.”
“Aan de andere kant weet ik dat ik mensen mis. Maar mijn ouders zijn ook altijd een bron van inspiratie voor mij geweest. Juist voor hen wil ik een goed leven leiden en wil ik de liefde die ik van hen heb gekregen doorgeven. Ik ben het aan hen verplicht en geniet nu met volle teugen…”
Waar een wil is, is een weg!
“Een ding wil ik nog graag kwijt. Ik zat middenin mijn eetstoornis, toen een hulpverlener zei: ‘Je kunt niet herstellen van een eetstoornis’. Ik schrok me rot. Wat een ellendig vooruitzicht. Inmiddels heb ik het tegendeel bewezen en dat terwijl de eetstoornis vijftien jaar deel van mij is geweest. Eten is op geen enkele manier meer problematisch. Ik geloof erg in deze uitdrukking: waar een wil is, is een weg! Laat niemand je iets anders wijs maken! Kijk maar naar mij.”